
Mijn vader had knobbeltjes op zijn stembanden van het zingen. Hij probeerde ze te sparen, maar had geld nodig om zijn repertoire te moderniseren. In Europa, daar zat het grote publiek. Totdat het keer op keer optreden hem een hersenbloeding opleverde.
Iedere ochtend tilde ik hem de trap af en er ’s avonds weer op. Vanaf het moment dat hij zong met de engelen hoefde dat niet meer. Spreken deed ik amper nog, omdat niemand behalve hij ooit iets tegen mij zei. Hoewel vader niet de enige was die voor mijn werk applaudisseerde.
Toen de voorjaarsstorm bedaard was, hadden velen in ons dorp aan de voet van de Berg Zonder Bomen het over een jonge vrouw, Cygni. Als een vleugellamme zwaan probeerde ze krampachtig weer vaart in haar leven te krijgen. Zodra ze me buiten het dorp zag lopen, kiezels vooruit schoppend over een zanderige weg, kwam ze naar me toe. Iedere ontmoeting zei ze, knijpend in mijn onderarmen:
Uiteindelijk gaf ik met mijn penseel vorm aan haar bleke huid, haar ranke hals en haar overtuiging dat ze ertoe deed, ondanks haar gebroken vleugel. Het museum in Nukus, de grote stad, schreef dat mijn ‘recalcitrante’ werk haar ‘onbescheiden’ verheerlijkte. Het enige wat ik deed was tonen hoe sierlijk ze was.
Nadat de spalken eraf waren en ze weer vloog, zei Cygni: ‘Jij hemelde mij op toen niemand mij meer zag. Vlieg met mij.’
‘Ik gedij beter in de schaduw.’
Ze pakte mijn hand en ik vergat hoe verlegen ik was toen zij mij de dansvloer optrok, waar we als een dubbelster aan de hemel om elkaar draaiden.
Behalve mijn vader was er nooit iemand geweest die mij nodig had gehad. ‘Wil je met me trouwen?’ vroeg ik.
Om in ons onderhoud te voorzien portretteerde ik mensen die te belangrijk waren voor een foto. Tot mijn eega me haar plan opbiechtte: een beroemd acrobaat worden.
Ik smeerde al mijn restjes verf over mijn lege doeken uit, zette mijn naam eronder en verkocht ze, zodat we een reserve hadden als niemand ons wilde zien vliegen.
Mijn penselen stak ik in de grond, net als mijn droom in het MoMa te hangen.
Boven schouwburgpodia en circuspistes over de hele wereld zweeft Cygni in mijn armen. Onze luchtacrobatiekshow heeft van haar de ster gemaakt zoals die sinds die ene voorjaarsstorm aan mijn hemel schijnt. Thuis, ver weg van deze theatrale oppervlakkigheid, bewonderden kunstliefhebbers mij. Hier komt het op sensatie beluste plebs alleen voor Cygni.
Als zij langs premièrefeestjes vliegt, op jacht naar belangrijker podia om op te treden, wacht ik thuis op de bank totdat ze naast me zit en ik mijn arm om haar heen kan slaan. Meestal zie ik haar pas bij haar middagontbijt.
Vanavond vliegen we boven een Amsterdamse piste. Kerstavond. Door de luidsprekers galmt Freddie Mercury:
Ik? Ik leef voor Cygni en ons aanstaande gezin waarvan zij zegt dat mij daartoe de toewijding ontbreekt. Zij wil haar eigen circusgezin stichten, zoals het gezin waarin ze is opgegroeid en dat ze wil ontvluchten.
Zij blikt naar mij dat we op moeten. De Carré-presentator roemt onze successen: ‘En vanavond vliegen ze bij ons, speciaal voor u.’
Praatjes voor de bühne.
Het geschreeuw van de bezoekers is een poging mij van mijn à propos te brengen. Het wordt luider naarmate we hoger vliegen en sneller om elkaar heen draaien. Ik trotseer het gejoel omwille van haar faam en onze toekomst samen.
Haar kwetsbaarheid baart mij zorgen. Zo meteen hangt ze onder mijn voeten. Haar vertrouwen in mij, haar linke positie als mijn valbreker; de meute houdt van haar. Niemand ziet mij kotsen voorafgaand aan optredens, vanwege de verantwoordelijkheid. Niemand weet hoeveel ik opoffer om fit te blijven. En wie kent de pijn van mijn zelfvertrouwen dat weggevreten wordt nu ik in dienst ben als waterdrager van mijn geliefde? Ik ben degene die voorkomt dat zij vanuit de helverlichte nok inslaat op de bühne. Waarom lag er dan een brief van die Monegask onder haar kussen? Blijkbaar ben ik niet de enige die haar beschermt.
De menigte is onverzadigbaar, net als Cygni’s hang naar roem. Een veiligheidsnet of zekeringslijnen weigert ze. ‘De media-aandacht voorkomt dat de zaal de opgelapte vogel ziet die ik ben.’
Zij is de zon die het zelfvertrouwen van Icarus verschroeit.
Over een paar minuten stijgen we op. Dan hangen wij beiden aan mijn tanden aan het koord dat ons omhoog trekt. De dreiging van een val is waar het volk voor komt. Zolang zij juichen wil Cygni vliegen en houd ik haar vast. The show must go on.
In het verleden is ze al eens neergestort. Gevoel in haar benen had ze niet meer. Een tijd lang heb ik die dagelijks meermalen gemasseerd.
Om de toeschouwers die haar vergeten waren terug te winnen dwong ze me herhaaldelijk tot risico’s. Vanavond wil ze me hoger laten vliegen dan ooit. Als ze nu valt, sluit het doek voorgoed.
De bundels licht, fel op ons. Queen schalt, Cygni schittert. We zetten aan, lopen gearmd in een wijde boog over de piste. Ik bijt me vast in het bit. Vanuit de coulissen omhooggetrokken aan het touw wandelen we in een cirkel de lucht in.
Voelt ze dat ik zijn lofzang aan haar verscheurd heb? Toewijding is het enige wat ze nog van mij verlangt, en de kracht in mijn kaken. Hoelang moet ik mijn hoofd nog voor haar buigen?
Drie meter omhoog. Ik hang met mijn tanden aan het koord, zij aan haar tanden onder mij, aan het touw dat vastgesnoerd is rond mijn rechterbeen. Ze maakt een duizelingwekkende pirouette. Ik grimas richting theaterplafond, mijn armen wijd.
Zes meter boven de grond. Ik heb geprotesteerd, zo hoog wil ik niet gaan. Zij zei: ‘Het publiek komt voor mij, doe je werk.’
Nu hangen we hier.
Zij vertrouwt mij met haar leven, ik haar allang niet meer.
Negen meter. Het gepeupel zuigt de longen vol. In Monaco bemachtigden we de Gouden Clown, de bekroning van onze carrière als dubbelster. Die nacht loste Cygni haar belofte in aan hem, de juryvoorzitter, las ik vanochtend in zijn brief.
Op haar ongeboren kind zwoer ze me dat ze zwanger is van mij en dat haar sterrendom mag verdampen als we met ons drieën zijn. Samen hebben we een heel leven voor ons. But inside in the dark I’m aching to be free.
Ik hang aan mijn tanden, zij onder mijn voeten. Ze kent mijn twijfel, maar eist dat we hoger dan ooit de nok in getrokken worden. Applaus oogsten wil zij, en geef haar eens ongelijk.
Kramp. In mijn kaken. Niet nu. Twee duimen naar beneden. Toneelknecht, zakken nu. Het bit schiet uit mijn mond. Ik grijp er achteraan in het niks. Ik brul, zij krijst.
Outside the dawn is breaking. We vallen in vertraging, zij recht onder mij.
Zij vindt mijn jaloezie puberaal. Ons voortbestaan tussen mijn kaken, haar glorie hees ik omhoog. I’m never giving in.
Het was nog pril, ze kreeg net een buikje, zong de hele dag. Stel dat ze de waarheid sprak en zwanger is van mij in plaats van hem? Wat heb ik gedaan? Wat als ik niet een einde gemaakt heb aan hún trojka, maar aan de onze? Zij blijft van mij zolang wij met ons ongeboren kind naar de nok stijgen.
We liggen op de grond. Haar vleugels zijn gebroken, het plebs gilt, telefooncamera’s flitsen. Zij ligt onder een laken, ik strompel de piste af.
Mijn volle tubes verf en vers gespannen doeken wenken, de tranen die ik laat om Cygni vragen erom geschilderd te worden, de mensen willen haar zien. Mijn schone gevleugelde steelt nog één keer de show.
De arts zei: ‘Het is uw kind, meneer.’ Wat wilde ze dan met die clown? Ambitie is een monster.
Gisteravond zat ik aan een talkshowtafel. De presentatrice vroeg naar haar en hem en hun bedrog. Andermans ellende is goed voor de kijkcijfers.
Nieuwjaarsdag. Geroezemoes in de foyer, rijen kinderen, ouders en grootouders voor de garderobe van Carré. Het personeel is opgewonden, de drukte is onverwacht.
De eerste tonen blazen over de hoofden van het publiek de theaterzaal in, ritmisch galmt de synthesizer, het dikke theaterdoek schuift langzaam open.
Ik mis haar ogen die me aansporen haar mee te nemen, de piste op. Vanavond sta ik solo paraat, vooraan. In het midden. Zonder haar vlieg ik hoger, sneller, verder. Mijn show is een luchtballet, het koord overmoedig dun en de vrije val op het eind doet ieders adem stokken.
Het lawaai, het applaus, het publiek staat, juicht, scandeert mijn naam. Míjn naam. Alléén mijn naam.
Vader, kijk. On with the show.